s

         
   

VERTREK van MEVROUW de PRINSES van ORANJE, met hare BEHUWDDOCHTER en derzelver ZOONTJE, van Scheveningen, en van daar naar Engeland over te steken, op den 18en van January 1795, des morgens omtrent 8 uuren. Afbeelding van het vertrek van de Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van stadhouder Willem V, vanaf het strand. Links is de hofhouding bezig met de bagage op het strand. In het midden de prinses. Rechts op de voorgrond kijken enige mensen toe. In het midden verder naar de achtergrond de schepen waarmee het gezelschap naar Engeland vertrok. Gravure van M. Brakel. (Coll. Provincialeatlas-nh.nl)
 
Te Scheveningen lagen dan een aantal visscherspinken voor uitzeilen gereed. Een daarvan, gevoerd door stuurman Chiel den Heijer, zou de Prinsessen en den jeugdigen Prins overbrengen. Bij aankomst te Scheveningen was het water wassende en de pink dus niet droogvoets te naderen. Bij het overbrengen van de Vorstelijke familie naar de sloep maakte zich zeer verdienstelijk Janus Betting, kastelein in de herberg: "De Gouden Engel", en algemeen als een warm Oranje-man bekend.

Een ooggetuige beschrijft het vertrek aldus:
Daarna zag ik een droevig tooneel; het waren de vrouwen van het Vorstelijk geslacht met haar dierbaar kind, later Koning Willem II, stil staande en met verbazing den masthoog opgekruiden ijsberg aanstarende, waarbij er onder de menigte aanschouwers een uitbarsting van weemoed plaats greep, vooral veroorzaakt door een oude vrouw, die met uitgebreide armen de hofkoets het eerst naderde en verzocht het Prinsje te mogen kussen; en dat smartvol oogenblik was dan ook het hartverscheurende voor alle aanwezigen. Het gezelschap begaf zich vervolgens naar het bevrozen water en werd met groote voorzichtigheid naar de sloep geleid. Het laatste was de beurt aan het kind - Neerlands hoop - dat door een staatsdame of baker mede van droefheid overstelpt, gedragen werd, die al smekende uitriep: "Och, och draagt toch zorg voor ons Prinsje!" en toen het kind overgaf aan den stuurman Chiel den Heyer en andere, die hetzelve naar de sloep geleidden, hetwelk geschiedde in tegenwoordigheid van den reeder dier pink, den zeer Godvreezenden Simon Berkenbosch Blok, die er zijn zegen vooraf over uitsprak.
(Bron: Geschiedenis van Scheveningen door J.C. Vermaas, blz. 195-199)

Zij namen plaats in het ruim van de pink en werden met zeilen beschermd tegen het gure weer. Het anker werd spoedig gelicht en met gunstigen wind koers gezet naar Engeland. Om één uur waren alle pinken reeds uit het gezicht. Een krachtige Oostenwind bracht ze naar Yarmouth. Nadat ze maandag 19 januari veilig in Yarmouth aan land waren gegaan, werd een militaire erewacht opgesteld en de Koninklijke Hoogheden werden twee keer rond het Marktplein gereden en daarna naar het huis van de burgemeester, waar ze onderdak kregen en met veel respect en gastvrijheid gezelschap werden gehouden.
 
In de nacht van 20 op 21 januari 1795 was het stil in het burgermeestershuis te Yarmouth, waar de Prinsessen logeerden. Prinses Wilhelmina lag in bed en schreef aan haar dochter Louise het trieste verslag van de laatste dagen in Holland, over dooi, die een kans gaf; over nieuw ingevallen vorst, die alle hoop vernietigde. Het verslag van de overtocht, van de vriendelijke ontvangst te Yarmouth op 19 januari, van het burgerlijk eenvoudig burgemeestersgezin met zeventien kinderen, waarmede de conversatie wegens taalbezwaren niet gemakkelijk was. (Bron tekst: Oranje in ballingschap, H. Algra. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen, 1948)
 
Prinses Wilhelmina stelde vanuit Yarmouth haar dochter Louise in Brunswijk per brief op de hoogte over de omstandigheden waaronder zij uit de Republiek was vertrokken: hoe reeds lang een fregat in Den Helder had klaar gelegen om het stadhouderlijk gezin naar een haven in Duitsland te brengen. Door de hevige ijsvorming in de havens moesten zij daarvan afzien.

'Aan de landzijde versperde de vijand de weg en hoewel enkele koeriers er nog door kwamen durfde niemand ons dat aan te raden. Er was te lang gewacht en dat is niet mijn fout geweest. Ik heb Uw vader gezworen om ons op tijd naar Gelderland te laten gaan, maar het was mij niet mogelijk dat voor elkaar te krijgen, zelfs niet nadat wij wisten dat Den Helder was afgesloten. Ook was het onmogelijk om van Helvoet te vertrekken. Er bleef ons dus niet anders over dan op een pinkje in Scheveling ons heil te zoeken. Ook die manier was moeilijk en wij hebben vier uren lang moeten wachten. Eerst als gevolg van een oostenwind, die later naar west draaide. Ik denk dat twee zaken goed zijn besloten: dat je broers het lot van je vader zouden volgen, welke dat ook zou zijn, en dat deze niet wilden aanzien dat de Fransen Den Haag veroverend zouden binnentrekken. Als hij in staat was geweest zich terug te trekken in een andere Provincie en daar de gebeurtenissen afwachten of zich aan het hoofd van de overblijfselen van het leger te stellen met de troepen uit Overijssel en Friesland zou dat het beste zijn geweest, maar dat was onmogelijk uitvoerbaar. Om naar Friesland te reizen was het nodig om in een 'Eisschuitje' over het ijs van de Zuiderzee te gaan, hetgeen uiterst gevaarlijk werd beoordeeld door lieden die het konden weten. Wij hadden gunstige wind naar Yarmouth, de dichtstbijzijnde rede waar wij na 24 uur in triomf werden begroet. Mimi, het kind en ik kregen onderdak bij de burgemeester, de rest van het gevolg in een herberg. Wij bleven twee dagen in deze plaats. Wat ons hinderde was de taal, wij hadden de grootste moeite ons verstaanbaar te maken. Kapitein van Bylandt leidde onze 'armada'. Wij waren met slechts een dozijn vissersboten en als een zeerover ons had ontmoet waren wij volledig weerloos geweest'. (Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006)
 
Enkele dagen later was de familie herenigd in Colcester en vandaar vertrokken ze naar Londen.
Bronnen:
Prinses Wilhelmina van Pruisen op Historici.nl
Afbeelding van het vertrek van de Wilhelmina van Pruisen
Boek: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik
Boek: Oranje in Ballingschap, H. Algra