Links: Portret van Frederika Sophia Wilhelmina,ca.
1768 van Johann Georg Ziesenis (1716-1776). (Coll. Mauritshuis, Den Haag)
Wilhelmina heeft altijd contact met haar familie in Berlijn gehouden, vooral met
Frederik de Grote. Deze was erg op haar gesteld en liet zijn ambassadeur in Nederland
en de door hem betaalde Sophie von Danckelmann over haar persoon berichten en over
haar belangen waken. Wilhelmina ontleende groot prestige aan de relatie met haar
beroemde oom, met wie ze druk correspondeerde. Ze adoreerde hem en in de doortastendheid,
werkkracht en roekeloosheid van haar latere politieke optreden, leek ze ook op hem.
(Bron tekst: Historici.nl)
Wilhelmina was bij haar huwelijk een jong meisje met een helder verstand en sterk
karakter en maakte zich in haar jeugdjaren aan het Pruisische hof de Franse taal
eigen, omdat die mede onder invloed van filosofen als Voltaire in de mode was. Zij
zou een goede steun blijken voor haar apathische, argeloze en soms impulsieve echtgenoot.
De opvoeding van haar kinderen lag voornamelijk in haar hand, omdat haar man met
werkzaamheden was overladen. Volgens de Engelse diplomaat James Harris had zij een
verheven en standvastig karakter, dat ook in haar zorg voor een goede opvoeding en
vorming van haar zonen tot uiting kwam. Haar eerste zwangerschap werd een bitter
verdriet: zij verloor op 23 maart 1769 na een pijnlijke bevalling haar eerstgeborene,
een zoon. Gelukkig werden nog drie gezonde kinderen geboren: in 1770 Louise, in 1772
Willem (Frederik) en in 1774 Frederik. Prinses Wilhelmina was een knappe, imponerende
vrouw, oogstte meer bewondering dan liefde, had een aantrekkelijke oprechtheid, was
zeer toegewijd aan haar kinderen, maar voelde zich soms vernederd door de zwakheid
van haar man. Haar tegenstanders noemden haar wel de 'stadhouderes', omdat zij te
grote invloed op de stadhouder had en het land meebestuurde. (Bron tekst: Oranje
in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006)
In de jaren tachtig stortte de Vierde Engelse Zeeoorlog (1780-1784) de Republiek
in een financiële en politieke crisis. Het land raakte verdeeld in twee kampen,
de patriotten en de prinsgezinden. De patriotten richtten hun kritiek aanvankelijk
op de hertog van Brunswijk, en na diens gedwongen vertrek in 1782 vooral op de persoon
van de stadhouder. Willem V op zijn beurt klampte zich vast aan zijn stadhouderlijke
rechten en plichten; over verandering wilde hij niet praten. Wilhelmina, die steeds
meer betrokken raakte bij de staatszaken, was beter opgewassen tegen de crisis, en
werd om haar politieke inzicht en doortastendheid in brede kring gewaardeerd. Van
verschillende kanten, ook van de gematigde patriotten, kwam het voorstel dat zij
als regentes de positie van haar man zou overnemen. Daar voelde ze niets voor: zo'n
constructie achtte ze desastreus voor het huis Oranje.
Wilhelmina, politiek inmiddels goed ingevoerd, bouwde haar eigen kring van vertrouwelingen
op, onder wie Gijsbert Karel van Hogendorp en de Engelse ambassadeur James Harris
(de latere lord Malmesbury) die, speciaal belast met de opdracht de Franse steun
aan de patriotten te bestrijden, de zaak van de prins met Engels geld steunde. Ook
voerde ze uitgebreide politieke correspondenties met onder anderen Frederik de Grote
en de Pruisische minister Herzberg. Haar politieke analyses zette ze veelal op papier,
in brieven dan wel in voor zichzelf bestemde 'considérations' (nota's). (Bron
tekst: Historici.nl) |