|
|
|
Links: Portret van Frederica Louisa
Wilhelmina van Oranje van Charles Melchior Descourtis, ca. 1791. (Coll. British Museum,
London) en rechts: Portret van Frederica Louisa Wilhelmina, prinses van Oranje-Nassau,
van Johann Friedrich August Tischbein, 1795. (Bron: Geheugenvannederland.nl). |
|
Andere omgangsvormen en een andere
zedelijke moraal aan het Brunswijkse hof maakten het daar voor Louise niet gemakkelijk.
Zij miste vooral het culturele leven van Den Haag en werd gekweld door heimwee en
ledigheid. Wilhelmina wees haar dochter op haar aanpassingsvermogen en vooral op
de plichten en verantwoordelijkheden die het huwelijk met zich meebracht. De vele
bezoeken aan en van de stadhouderlijke familie vormden een welkome afwisseling in
Louises bestaan. (Bron tekst: Historici.nl)
Omdat het huwelijk kinderloos bleef, was Louises echtgenoot gedwongen afstand te
doen van zijn erfrechten ten gunste van zijn jongere broer Frederik Willem. Hierdoor
verminderden haar aanzien en invloed aan het hof. In een brief aan haar moeder van
25 mei 1791 schrijft Louise dat zij zich niet bedroefd laat maken door het uitblijven
van een zwangerschap. Na de vlucht van de stadhouderlijke familie in 1795 naar Engeland
verslechterde haar financiële situatie omdat de renten uit Holland wegvielen.
(Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw,
Amsterdam 2006) |
|
Toen de Franse legers in september
1794 opmarcheerden en de troepen van de coalitie steeds verder terugtrokken werden
de juwelen van Prinses Wilhelmina van Pruisen en haar schoondochter 'Mimi' via vertrouwde
personen naar Brunswijk gestuurd
met het verzoek aan Louise om ze goed te willen bewaren. Bij die gelegenheid schreef
de moeder aan haar dochter:
" Het is niet mogelijk te zeggen, waar wij heen zullen gaan als wij moeten vertrekken.
Wij mogen pas aan vertrekken denken als alle hoop om de provincie Holland te behouden
verloren is. Duitsland is ons aangewezen toevluchtsoord vanwege de bezittingen die
de prins (Willem V) er heeft. Als de weg naar Duitsland voor ons is afgesneden blijft
er niets anders over dan naar Engeland te vluchten of misschien naar Oost-Friesland
of naar U."
Toen de Franse troepen in januari 1795 over de bevroren rivieren trokken, bondgenoten
niet veel anders deden dan terugtrekken en de verdediging van het Staatse leger was
ingestort, bleef de Oranjes niets anders over dan te vluchten. 15 januari 1795 moest
prinses Wilhelmina haar dochter laten weten dat de weg over land naar Den helder
al te gevaarlijk was geworden en de havens door ijsschotsen waren versperd. Louise
wachtte met ongeduld op de brieven uit Engeland die met vertraging werden bezorgd.
Na ontvangst van berichten over de overtocht schreef Louise aan haar vader: "Ik
heb heel goed gevoeld, beste Papa, wat U heeft moeten ondervinden: het land te moeten
verlaten, waaraan U zo gehecht was en waarvoor U alles hebt opgeofferd. Maar in mijn
voorgevoel zult U er terugkeren want het is onmogelijk dat dit anarchistische systeem
blijvend zal zijn. De goede God heeft er voor gezorgd dat U en de Uwen ontsnapte
aan de gevaren die U omringden."
Behoefte aan gezelschap in haar trieste huwelijk met de erfprins van Brunswijk kan
in het veelvuldige brievenverkeer met haar ouders een grote rol hebben gespeeld.
(Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw,
Amsterdam 2006) |
|
Bronnen: |
Frederica Louise
Wilhelmina op Historici.nl |
Portret van Frederica
Louisa Wilhelmina van Oranje van Charles Melchior Descourtis |
Frederica Louisa Wilhelmina (Louise;
1770-1819) van Johann Friedrich August Tischbein |
Boek:
Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik |
|
|
|