|
|
|
Links: Voorstudie voor het portret
van Frederica Louise Wilhelmina van Oranje-Nassau, tekenaar: Charles Howard Hodges
1764-1837. (Coll. Rijksmuseum, Amsterdam) en rechts: zwart-wit afbeelding van schilderij,
waarschijnlijk van Charles Howard Hodges. (Bron: Wikimedia.org) |
|
Op 16 februari 1795 hadden de nieuwe Staten-Generaal
de soevereine Bataafse Republiek uitgeroepen. Alle militairen van het Staatse leger
werden gedwongen de eed af te leggen, dat zij geen wapens tegen het nieuwe bewind
zouden opnemen. In de provincie Holland stond zelfs de doodstraf op desertie. Toch
waren er in het overwonnen Staatse leger heel wat soldaten en officieren die beslist
niet onder de nieuwe heren wilden dienen. Dit bleek uit brieven die prinses Louise
die zomer aan haar vader schreef. Via Brunswijk begaven zich vele soldaten en officieren
uit het Staatse leger van de oude Republiek Nassau, dat aan de goede kant van de
bij de vrede van Bazel afgesproken demarcatielijn lag. Belangrijke reden voor hun
desertie uit het vaderland was het gerucht dat 'een van de jonge prinsen van Oranje'
zich bij de grens met Duitsland ophield om een nieuw leger op de been te brengen.
Soms kwamen er hele compagnieën en bataljons, die met al hun wapens en bagage
waren gedeserteerd. Er was sprake van méér dan 2000 man. Louises betrokkenheid
was groot en ij deed in energie en activiteit voor haar broers niet onder. Zij vond
het de hoogste tijd om die groepen in een gezamenlijk legercorps te verzamelen en
bijeen te houden en zij zette zich in om die Hollandse emigranten tot een militaire
gevechtsgroep om te vormen.
Rechts: een afbeelding op internet, waarschijnlijk van het schilderij. (Bron: Genealogieonline.nl) |
|
In 1797 kocht prins Willem Frederik het landgoed
Widzim in Polen van graaf Bielinski. De streek leek ingenomen met de aankoop door
de Hollandse prins. Het bezit lag aan de mooie kant van Zuid-Pruisen. Behalve de
heerlijkheid met herenhuis zelf waren vijf dorpen, die bewoond werden door gezinnen
van dagloners en het totale domein omvatte 18000 ha. bos. In de buurt van Posen vergrootte
de prins zijn bezit met de in de buurt gelegen goederen van de Poolse edelman prins
Jablonowski. Het was een groot bezit. Raçot was er het middelpunt van, met
een mooi landhuis. Dat koos Willem Frederik uit als residentie. Het bureau van de
generale administratie bleef op Widzim gevestigd, geleid door Tollius, de vroegere
leermeester van de erfprins, als generaal-administrateur. Met Tollius en haar broer
bezocht Louise de verschillende delen van het landgoed. In een brief aan haar ouders
in de zomer van 1801 beschreef prinses Louise het landhuis in Raçot als volgt:
"Het kasteel waardoor mijn lieve Mama zeker bekoord zou zijn. Het aanzicht is
al mooi. Beneden is er een vestibule, een bijna ronde salon, bekleed met kleurrijk
katoen, een heel grote lange zaal geheel wit gestuukt met charmante reliëfs,
een eetzaal beschilderd met fresco's, met daarnaast een uitgang naar de keuken; er
zijn acht grote en kleine kamers, allemaal ingericht". (Bron tekst: Oranje in
Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006)
Rechts: Prinses Loulou van Oranje-Nassau (1770-1819). Erf-Hertogin van Brunswijk-Wolfenbüttel,
in het wit op wit gevlekte jurk, een karmozijnrode stola over haar rechter schouder
en haar linkerhand, fraai krullend haar, gezeten op een houten stoel. ca. 1800-1805.
Onbekende schilder. (Coll. Christies.com)
Mogelijk een miniatuur van Johann Heinrich Schröder (1757-1812). Hij schilderde
verschillende Duitse prinsessen in dezelfde stijl. |
|
|
Bronnen: |
Frederica Louise
Wilhelmina op Historici.nl |
Voorstudie voor
het portret van Frederica Louise Wilhelmina van Oranje-Nassau |
Frederica Louise Wilhelmina van Oranje-Nassau |
Frederica Louisa Wilhelmina |
Prinses Loulou
van Oranje-Nassau |
Boek:
Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik |
|
|
|