Links: Portret van Willem George
Frederik (1774 -1799) prins van Oranje-Nassau, jongste zoon van prins Willem V, halffiguur,
trois quart. De prins heeft lichtblond haar dat in zijn nek is samengebonden. Hij
is gekleed in een uniform, bestaande uit een jasje met knoopsluiting van voren. Rond
zijn nek draagt hij een donkere col en voorop zijn borst hangt een witkanten shawltje.
Op zijn buik hangt een onderscheidingsteken. Onder het portret staat de titel: William
George Frederick Prince of Orange & Nassau Major General in the Imperial Service
& & &; Published by: Green, F. 1797. Painted by H. Jones. Painter to
the Emperor of Germany. (Bron: Skreb.co.uk)
Rechts: Portret van Prinses Mary, elfde kind en vierde dochter van koning George
III van Groot Britannië. (Bron: Skreb.co.uk) |
|
In Engeland was prins Willem George
Frederik een émigré en dat woord had in 1795 een schrijnende betekenis.
Franse émigré's verdeden hun leven al meer dan zes jaar in Engeland.
De rol van émigré paste Willem George Frederik niet. Hij wilde wat
doen. Vóór het debacle van 1795 was hij aan het front geweest en had
er getoond, wat hij waard was. Hij wilde denken aan de toekomst, hij wilde werken
voor het herstel van de positie van zijn huis.
In een brief had zijn zus Louise geschreven, dat de Fransman Dumouriez een boek had
geschreven over de campagne van 1793 en daarin als zijn mening te kennen gaf, dat
er voor het Huis van Oranje en 'zijn jonge helden' nog een grote toekomst lag. Bovendien
wachtten in Duitsland honderden uitgewekenen, die de oude kleuren bleven dragen,
op een leider.
De jonge
prins werd verliefd op Prinses Mary, een dochter van de Engelse koning George III.
Prinses Mary was een meisje van 19 jaar, maar de kansen van Willem George Frederik
waren klein. Wat had de Prins te bieden? Prinses Mary had ook nog drie oudere zusters
en die moesten volgens de koning eerst worden uitgehuwelijkd. Er was voorlopig geen
uitzicht.
Deze situatie droeg er toe bij dat de Prins weg wilde uit de sfeer van visite's,
bals en verveling in Engeland; weg naar het continent en naar de strijd. Dan zou
hij zich een naam verwerven, zoals hij reeds in de Zuidelijke Nederlanden als generaal
had gedaan, allicht zelfs zich een positie kunnen veroveren en dàn zou hij
kunnen terugkeren en openlijk werven om de bruid. (Bron tekst: Oranje in ballingschap,
H. Algra. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen, 1948)
Willem V benoemde zijn zoon prins Willem George Frederik tot hoofd van het leger
van manschappen, die uit het Staatse leger waren gedeserteerd na de inval van de
Fransen.
Willem George Frederik vertrok met een Engels fregat en kwam na een lange, stormachtige
overtocht op 29 juli 1795 in Cuxhaven in Duitsland aan en reisde vandaar door naar
Brunswijk.
Prins Willem George Frederik scheen inderdaad in Duitsland een kans te zullen vinden:
het Rassemblement van Osnabrück. Van verschillende kanten kwamen aanhangers
van Oranje opdagen. Er was zelfs een bijna compleet regiment bij. En al deze mannen,
waaronder veel, zeer veel officieren van het Staatse leger, schaarden zich nu om
Prins Willem George Frederik. Er moest uit deze menigte een leger groeien en mede
door dat leger moest het vaderland worden bevrijd. Aandoenlijk was de trouw van deze
mannen, nijna naïef hun hoop.
De 15e augustus 1795 werd in Osnabrück bekend gemaakt, dat àlle Hollanders
binnen twee uren met pak en zak de stad moesten verlaten. Om negen uur 's morgens
zouden de poorten dicht gaan en wie dan nog binnen de veste was, zou worden opgepakt.
En dan wellicht op transport naar Wezel. Zo gingen officieren en manschappen met
hun tilbare have de stad uit. Dit was het begin van het einde. Het bleek dat de Engelse
koning als keurvorst van Hannover al evenmin op het rassemblement was gesteld. Daarvoor
was zijn keurvorstendom te dicht bij de Franse kwartieren. Prins Willem George Frederik
moest de onderneming liquideren. Hij nam afscheid en daarbij was er geen verbittering;
alleen maar weemoed en trouw. Deze mannen, die door de hoge politiek werden uitgerangeerd
en die wisten uit een officële publicatie, dat in de Bataafse Republiek hun
een kogel wachtte, die het nu zeker wisten: wij zullen niet ras wederleren. Ze worden
later teruggevonden aan allerlei fronten, waar tegen Frankrijk werd gestreden. Totdat
1813 komt en zij terugkeren naar het eigen oude land - waarvan zij vervreemd bleken
te zijn. (Bron tekst: Oranje in ballingschap, H. Algra. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen,
1948). |