|
Jan Brueghel de
Oude (1568 - 1625) Boeren en reizigers bij een molen. |
De molenaar laat via een glijbaan
de zakken meel naar beneden zakken. Het is niet duidelijk of bij de boerenkar links
op de voorgrond een zak graan op de rug van de boerenknecht wordt geladen of dat
hij juist een zak meel naar de kar heeft gebracht. Rechts rijdt de huifkar met naast
de kar een bedelende jongen. Het lijkt erop, dat twee struikrovers te paard de huifkar
willen staande houden of zijn het ruiters, die de huifkar hard voorbij rijden. |
|
|
Op het schilderij links uit 1611
is naast de molen het huis van de molenaar te zien. Boerenkarren en een huifkar rijden
over de landweg langs de molen. Op beide schilderijen rijden de karren aan de linkerzijde
van de landweg. Het schilderij rechts is gedateerd: 1612 |
|
Het molentype op het schilderij
De standerdmolen (of staakmolen) is het oudste houten molentype en is veel te zien
op middeleeuwse prenten. Er zijn er slechts enkele van bewaard gebleven, in Gelderland,
Noord-Brabant, Limburg, Zeeland en België. Het huis is aanmerkelijk groter dan
het bovenhuis van een wipmolen. Het draait om een spil of staander die tot beneden
doorloopt. Alle standerdmolens zijn korenmolens; aan de achterzijde is vaak een kapje
te zien waaronder een door de wind aangedreven hijsas voor zakken graan en meel zit.
Afhankelijk van de omstandigheden of het ondergedeelte geheel gesloten dan open is,
spreekt men van een gesloten of open standerdmolen. |
|
Jan Brueghel was de zoon van Pieter
Brueghel de Oude en vader van Jan Brueghel de Jonge. Ook was hij de broer van Pieter
Brueghel de Jonge, de oom van Jan van Kessel en de schoonvader van David Teniers
de Jonge. Zijn vader stierf een jaar na zijn geboorte. Hij kreeg zijn opleiding van
zijn grootmoeder, die miniatuurschilderes was, en van Pieter Goetkindt. In 1589 trok
hij naar Italië, waar hij in Napels, Rome en Milaan werkzaam was. In Rome raakte
hij bevriend met Paul Bril. De twee schilders werkten samen en oefenden een sterke
wederzijdse invloed op elkaar uit. Een andere samenwerking was die met Johann Rottenhammer,
die hem bekend maakte met de kunst in Venetië.
Terug in Antwerpen keerde hij terug naar het type panoramische vergezichten omzoomd
door coulisseachtige bergen zoals dat in Vlaanderen traditie was (vergelijk de werken
van Joos de Momper). Ook het traditionele driekleurenschema (bruine voorgrond, groen
middenplan, blauw verschiet) en de hoge horizon zijn onverminderd aanwezig. Weer
wat later, rond 1605, krijgt het dorpsgezicht met lage horizon zijn voorkeur. Ten
slotte, rond 1610, schilderde hij meer open landschappen met een realistischer inslag
die aan het Brabantse landschap herinneren. Ze zijn veelal gestoffeerd met reizigers
in huifkarren of boeren. |
|
Bronnen: |
Jan Brueghel de Oude op Wikipedia |
Jan Brueghel de Oude
in Fitzwilliam Museum |
Windmolen met huifkar
en koeien |
Landschap met twee
molens op Wikigallery |
Molen Database |