Johann of Jan Wierix (1549-c. 1618)
In 1577 maakte Johann of Jan Wierix (1549-c. 1618) een gravure van dezelfde: Drie gestrandde walvissen op het strand van Ter Heyde. Op Het strand liggen drie dode walvissen. Meer walvissen zwemmen door de golven naar het strand. Mannen rennen naar het land of roepen naar mensen op het duin. De zeedorp, rieten daken, schepen, boten, volgels, schelpen, stokken om netten te drogen, zand, met teksten in het Nederlands en Frans beschrijven de natuurramp bij Ter Heyde in Holland. (Bron: Art.famsf.org)
Bijschriften Jan Wierix    
Van dees derthim seemonsters de drije versanden
Waerdeur ons Godt waarschouden therijcke en poot
Dat ons was naeckende ende noch is voorhanden
Deur gheurijsde vijanden als monsteren groot
Johan Wierix fecit
  De treise monstres tels de mer, les trois surprent,
Le sable est court arrest de Dieu certain présage
De nostre mal passe et encore apparant,
Si tout faint ennemij comme monstre on nensage
W. van Kacht excu A 1577
     
De eerste potvisstranding op de Hollandse kust, die in prent is gebracht, is deze van 1577 bij Ter Heijde. In de nacht van 22 op 23 november spoelden er bij dit dorp ten zuiden van Scheveningen drie mannelijke potvissen aan. De Antwerpse graveur Johann Wierix legde deze stranding vast in een pamflet voorzien van een kopergravure. De tekst van het pamflet geeft ons enige bijzonderheden over deze gebeurtenis. Voor de kust van Ter heijde verscheen een groep van 13 of 14 potvissen, warvan er één in ondiep water aan de grond raaakte. Twee van zijn groepsgenoten kwamen hem te hulp, maar raakten hierbij ook zelf vast. De gravure toont de gestrande potvissen en een aantal van het strand wegrennende mannen, maar geeft verder geen beeld van de activiteit die ontstond rond de dieren. (Bron: Hollandse stranden in de Gouden Eeuw, Katwijks Museum, 2004)
     
Walvisstrandingen werden in de regel als een slecht teken beschouwd en meestal later in verband gebracht met een negatieve gebeurtenis. Maarten Luther legde in 1522 al een verband tussen de stranding van een walvis bij Wijk aan Zee en de vervolging van Nederlandse protestanten. Hij zag het als een onheilsteken door God gezonden, om de mensheid tot inkeer en berouw te manen. Daarbij tekent hij aan: Op grond van oude voorbeelden houdt men zo'n monster voor een stellig teken van toorn. De walvisstranding van 28 juni 1581 vond een dag na de inname door de Spanjaarden van Breda plaats. De stranding van de potvis van Berkhey zien we afgebeeld op een politiek pamflet uit 1599, waarin de relatie wordt gelegd met de wrede inval van het Spaanse leger in het hertogdom Kleef in augustus 1598. Op de gravure van Jan Saenredam met de potvisstranding bij Wijk aan Zee in 1601 zijn ook andere onheilspellende voortekenen in beeld gebracht. Zo wordt in de cartouches bovenin de prent gerefereerd aan de zonsverduistering van 24 december 1601, aan een in Holland gevoelde aardbeving van 2 januari 1602 en aan een maansverduistering van 4 juni 1602. Op een latere versie van de prent wordt de Dood weergegeven die een pijl afschiet op de Amsterdamse maagd. De voortekenen worden nu duidelijk in verband gebracht met een pestepidemie die in 1601 de stad Amsterdam trof en tot ver in 1602 slachtoffers eiste. (Bron: Hollandse stranden in de Gouden Eeuw, Katwijks Museum, 2004
De broers Hieronymus en Jan Wierix werden door hun vader tot graveurs opgeleid. De broers begonnen complexe gravures te maken, toen ze nog heel jong waren. Op 12 en 13 jarige leeftijd kopieerden zij al gravures van grote meesters als Dürer en Raimondi. Zij maakten ook meer dan 2000 orginele gravures, waarvan veel geestelijke prenten die door de Jesuieten werden verspreid. (Bron: Wikipedia.org)
 
Bronnen:
Johann of Jan Wierix op Wikipedia
Drie gestrandde walvissen van Johan Wierix