Adriaen Collaert (ca. 1555-1618). Konijnenjacht, 1582-1586. Landschappen met Bijbelse, mythologische scènes en jachttaferelen
Konijnenjacht in een duinlandschap (1582-1586) van Adriaen Collaert. Het getoonde landschap is niet realistisch, maar laat wel verschillende soorten gebruik van de duinen zien: jacht, beweiding, visserij en een vissersdorp. (Bron tekst: Overland.nl)
Heuvellandschap met konijnenjacht. Op de voorgrond enkele jagers die konijnen schieten met een kruisboog. De prent heeft een ornamentele lijst met bloemen, vissen en dieren. Hij maakt deel uit van een vierentwintigdelige serie van landschappen met Bijbelse, mythologische scènes en jachttaferelen. (Coll. Rijksmuseum, Amsterdam).
Vanouds was de graaf van Holland de belangrijkste rechthebbende op het duingebied. Die had, als plaatsvervanger van de Frankische koningen en Duitse Keizer, het recht op de wildernissen. Ooit waren deze wildernissen veel uitgestrekter dan het huidige duingebied. Ze strekten zich verder naar het oosten uit over de strandwallen, strandvlaktes en veengebieden aldaar. Deze gebieden werden vanaf de middeleeuwen ontgonnen. Het moeilijk te ontginnen duingebied bleef als wildernis in handen van de graaf, die het gebruikte om te jagen. Op de oudste kaarten en stukken worden de duinen dan ook vaak aangeduid als 'Graeflyckheyts Wildernisse'.
In de late middeleeuwen was het beheer van de wildernissen in handen van het College van Houtvester en Meesterknapen van Holland en West-Friesland. In 1477, nadat Holland was opgegaan in het Bourgondische rijk, ging het ambt van houtvester naar de stadhouder van Holland. Maximiliaan van Oostenrijk hoopte daarmee het beheer te verbeteren. De duinen, bossen en wildernissen werden als 'seer vergaen en verbijstert' gezien. Vanaf 1477 tot in de Franse tijd (1795) zou het ambt van houtvester en het recht om te jagen bij de stadhouders blijven.

De wildernissen leverden slechts zeer bescheiden inkomsten aan de graven. De houtoogst van de bossen, die naar we aannemen beperkt van omvang waren, was gering. De graaf verpachtte delen van de jacht, of rechten om op bepaalde diersoorten te jagen ook wel aan 'Duynmeyers'. Behalve de pachtbetaling leverden die konijnen aan het hof en voerden ze beheerstaken in de duinen uit, waaronder het bijvoeren van konijnen in strenge winters.

Voor de graven was de jacht de belangrijkste functie van het duingebied. Vooral konijnen, maar ook patrijzen en fazanten werden veel bejaagd. Konijnen waren oorspronkelijk inheems in het Middellandse Zee gebied. In de middeleeuwen hebben ze zich, mogelijk door toedoen van de mens, naar het noorden verspreid. Al in de veertiende eeuw, mogelijk al vroeger, waren ze algemeen in de Hollandse duinen.
Allerlei bepalingen waren erop gericht om het jachtbelang veilig te stellen. Honden in de duinstreek moesten 'geblokt' (een blok hout rond de nek gebonden) of 'gepoot' (een van de voorpoten afgehakt)
worden, zodat ze geen konijnen konden vangen. Helmbeplantingen dienden, behalve ter vastlegging van het duin, tot voedsel van konijnen. De sloten, die het duin van het achterliggende cultuurland scheidden, moesten een flauw talud hebben om te voorkomen dat konijnen in het water zouden vallen.
Door de hoge konijnenstand traden problemen op, waarvan verstuiving het meest werd gevoeld. De konijnen vraten aan de helm waardoor duinen gingen verstuiven. Om die reden besloten de Staten van Holland in 1661 om de duinen aan de voorkant (de binnenduinrand), te depopuleren. Dat depopuleren is maar gedeeltelijk geslaagd. Controle en handhaving was problematisch. Bovendien ging een lagere konijnenstand in tegen de jachtbelangen en de inkomsten van de Staten.
De jacht bleef in handen van de stadhouders tot de komst van de Fransen in 1795. Na de terugkeer van de Oranjes werd het jachtrecht een koninklijk recht. Tot aan 1980 hadden de Oranjes nog jachtrechten in de duinen.

(Bron:
Inventarisatie en waardering van het erfgoed in het duingebied Meijendel ñ Berkheide, Jan Neefjes, Overland, september 2010)
 
Adriaen Collaert was een Vlaamse ontwerper en graveur. Het jaar van zijn geboorte te Antwerpen is niet gekend maar zou tussen de jaren 1555 en 1565 liggen. In 1580 was hij wijnmeester geworden van de Gilde van St. Lucas. De titel van wijnmeester was gereserveerd voor de zonen van de leden van de Gilde. En Adriaen was de zoon van Jan Collaert I, ook een graveur, en Anna van der Heijden. Hij huwde met Justa Galle, de dochter van de man waarvoor hij werkte, Philip Galle. Adriaen Collaert overleed te Antwerpen in 1618. Sommige van zijn gegraveerde platen dragen zijn monogram. (Bron: Drapagra.blogspot.nl)
 
Bronnen:
Adriaen Collaert
Konijnenjacht