|
|
|
Vertrek van koningin
Henrietta Maria van Frankrijk naar Engeland, 29 januari 1643 |
Delineatio abitus Magnae Brittanniae
Reginae ex Hollandia in Angliam, cum 29 Jan: An: 1643 Scheveninga Solveret (titel
op object)
Het vertrek van de Engelse koningin Henrietta Maria vanuit Scheveningen naar Engeland,
29 januari 1643. Op het strand een grote menigte met wagens, ruiters en toeschouwers,
links in de verte het dorp Scheveningen, op het strand de pink die de koningin naar
haar schip zal brengen. Op het strand neemt de koningin onder saluutschoten afscheid
van Frederik Hendrik, prins Willem en Maria Stuart, koningin Elisabeth van Bohemen
en vertegenwoordigers van de Staten-Generaal. Bij de prent behoort een tekstblad.
(Coll. Rijksmuseum, Amsterdam) |
|
VERTHONINGHE ENDE KORTE BESCHRIJVINGE
VAN 'T EERLICK UYT-GELEYDT, gedaenaen hare Majesteyt van Groot Brittanien, uyt 's
Graven-Hage na Schevelinghe, alwaer zy naar Engelandt 't Scheep ghegaen is, Anno
1643 den 29 Januarij.
Beminde Leser,
Tot beter onderrechtinghe van dese boven-ghestelde af-beeldinghe des vertrecks van
hare Majesteyt van Groot-Britangen, sal dienen dit kort verhael van haer eerlijck
uyt-gheley, geschiet uyt 'sGraven-Haghe den XXIX Januarij, 1643. Eerstelick, is het
een yeghelijck bekent, dat de voorschreven hare Majesteyt, Convoyerende haer outste
Dochter, de Princesse Royale, seer Magnifijckelijck ingehaelt is in 'sGraven-Haghe
den XIX Maert, 1642. alwaer sy haer eenen tijdt langh onthouden heeft, ende naer
dat sy noch meer andere voornaemste Steden van Hollandt, mitsgaders het Legher vande
Hoogh-Mogende Heeren Staten der vereenichde Provintien (het welcke tot dien eynde
t'eenemael in Slagh-orden shestelt wierde,) ghevisiteert ende besichticht hadde:
Is by haer Majesteyt gheresolveert met de eerste ghelegenheyt ende goeden windt naer
Engelandt te vertrecken. Hier toe hebben haare Hoogh-Mogende, ende sijn Hoogheyt,
den Prince van Orangie goede orde gestelt, op dat alles Royalijck (ghelijck sulcken
Majesteyt betaemt) mochte uytgevoert werden. Men heeft op omboden den Heer L. Admirael
Tromp, met eenighe by hem ghevoeghde Oorlogh-schepen. Men heeft eenige dagen met
Picken met Victualie, Turf, ende Hout aen boort gesonden, ende alles beschickt dat
tot sulcken reyse van noode mochte zijn. Eyndelick, is de Schutterije van 'Graven-Hage
gehewaerscout door Klcocke-slagh van het Stadt-huys, dat niemandt sich teghen deas
anderen daeghs, sijnde den XXIX Ianuaarij, soude vervorderen uyt den Haegh te vertrecken
op de boete van vier-en-twintich gulden. Het sleve is mede de Guarde van sijn Hoogheyt,
den Prince van Orangien, aengheseyt, om haer des anderen daegs in de Wapenen gereet
te houden. Daerentusschen heeft men de Metalen stucken Gheschuts, de welcke 44 waren
in getal, gereet gemaeckt, ende uyt de Ammonitie-huysen gebracht, om naer Schevelinghe
te voeren, alwaer sy neven melkanderen, op het Strandt, ontrent de Vier-boedt ghesteldt
wierden. Daer wierden oock verscheyden Tenten beneden de Duynen, op het Strandt opghericht,
alwaermen Wijn ende Bier tapten, even alsofmen in een ghereformeert Leger hadde gheweest.
Den XXIX dach van Ianuarius verschenen zijnde, is de Schutterije van den Hage, seer
treffelick so van Cleederen als van Wapenen, in orden zijnde, by een vergadert, op
den Vyver-bergh, om haer Majesteyt te convoyeren, ende de Guarde van sijn Hoogheyt,
in het Noordt-eynde by de Schevelingsche Brugge vergadert zijnde, vewachteden aldaer
de comste van hare Majesteyt, dewelckealsoo het seer mistighpweder was, alsdoen noch
in twijffel trock, of sy dien dagh soude vertrecke; maer sijn Hoogheydt ontrent thien
uyren voor den middach in het Oude Hof, in't Noort-eynde, by haer Majesteyt commende,
ende haer vanden goeden Windt verwittigende, is gheresolveert, dien dach de reyse
aen te nemen, ende zijn Hoogheyt voor uyt naer Schevelinghe rijdende, heeft aldaer den L. Admirael Tromp
gevonden, order stellende op de Pinck die haer Majesteyt soude vervoeren, ende also
sijn Hoogheyt vanden Admirael verstaen hadde den goeden Windt, ende Getije, dat vast
was verloopende, heeft een Tompetter te poste naer den Haegh ghesonden, om haer Majesteyt
te bidden, dat sy, om redenen voorseyt, op het spoedighste toch woude voortkommen,
waer op haer Majesteyt, ontrent dry uyren na de middagh, vergheselschapt met haer
Majesteyt van Bohemen, me Vrouwe de Princesse van Orange, de Ionghe Prins Willem,
de Princesse Royal, en menichte van Adel, en Heeren Staten van 't Lant, is uyt den
Hage gereden.Passerende de Schuttery, die alle in goede Ordonnanie stonden, als oock
door de Guarde van sijn Hooghheyt, de welcke stonden aen de Schevelingsche brugge,
ende haer Majesteyt ghepasseert zijnde, een salve schoten, ende alsdoen weder vertrocken:
Maer de Schuttery is in goede orden ghevolght. Haer Majesteyt tot Schevelinghe op
het Strant ghecommen zijnde, heeft met groot magnificentie, niet sonder groote droefheyt
haer af scheyt van haer Dochter, ende van den Jonge Prince, van zijn Hoogheyt, van
haer Majesteyt van Bohemen, van me Vrouwe de Princesse van Orange, ende voorders
van alle Edelen ende Heeren Staaten, ghenomen. Wordende also opgheheven inde Pincke,
alwaer eenen fluweelen Stoel op een Beren-huyt was staende, alwaer haer Majesteyt
opgheseten zijnde, by haer hebbende den L. Admirael Tromp, met weynige van haren
Staet en ghevolgh, de Pinck naer des L. Admiraels Schip afghesteken is. Het is wonder,
hoe haestelick, ende in goeden orden de Haeghsche Schuttery haer Majest. was gevolght,
want het Orange Vaendel was op het Strant, al eer haer Majest. in Zee was; daer op
is gevolght, het Blauwe Vaendel, daer naer Orange-Blange-Blue, ende het Witte Vaendel,
de welcke op de Strandt vast aen Zee staende, tot dry mael toe het Valé hebben
gheschoten, ghelijck oock mede 44 Metalen Stucken op het Strant staende, en met scherp
gheladen, tot dry mael toe ghelost zijn. Waer op de Schepen, haer Maje steyt aen
Boort zijnde, hebben geandtwoort. De Duynen wel een quartier uyrs lengte langs de
Zee, waren soo vol menschen, datmen gheen Duynen konde bekennen, ende het Strant
soo vol Peerden, Karossen, Kalessen, Koets-wagens,ende andere, datmen het Strandt
gaende niet konde ghebruycken. Een seecker Poët, die op haer Majesteyts Inkomste
een Latijnsch Versken gemaekt hadde; maecket mede een op dit vertreck, een gheluck-wensche:
welcke ick beyde hier by gevought hebbe, om de Leser in alles te voldoen. |
|
|
|
|
|
Op de Inkomste van H. Majesteyt
Quis mihi nunc Orpheus, quis nunc mihi cantet Apollo
Pro meritis Laudes,ô Dea magna, tuas?
Auspiciis nostram que nunc felicibus Hagam
Ingredere, & Gnatam concomitare tuam.
Luxit Lux Batavis hac nulla serenior unquam,
Quâ datur hoc gemino sole potesse frui.
Spargite odoratos, Nympha, per compita flores,
Spargite, io, vernis Lilia mixta rosis;
Sponte suâ molles tellus jam suggerat herbas,
Ne laedant teneros scrupea saxa pedes.
Namque Deûm soboles Herrici magna propago
Nunc subit en saltus, Haga Batava, tuos:
Quaeque suo vixdum toto complestier orbe,
Neve suo Oceano terra Britanna potest;
Haec tu tot Comicum foecunda Batavia Mater,
Excipis exiguo Numina tanta sinu:
Quorum Virtutes, aut quorum dicere laudes
Non mihi posse datur, velle sit ergo satis. |
|
Op het vertreck van Hare Majesteyt
welcke is het vijfde gekroonde hooft 't welcke den voorschreven Poët in weynighe
Jaren hadde hier in 'sGraven Haghe ghesien heeft hy ghemaeckt dit navolgende Veersken.
Sic, Navis, te pulchra Gnydi Regina Paphiwue,
Sic te Helenae fratres astra corsca regant;
Hippotadelque, aliies frenatis carcere ventis,
Immittat velo prospera flabra tuo;
Depositum hoc coeli ripisappone Britannis,
Et serva Oceani, quem vehis ipsa, Deam.
Et vos aequareae, Nereo genitore, puellae,
Leniter huic nanti semper adeste trabi.
Caerula Cymothoë palmis hanc ponè propellat,
Atque vacillanttem fulciat una Thetis.
Sique errans coecas forratasse incurrat arenas,
Hanc Neptune favens ipse tridente leva.
Haec ut Diva suos, quos jam discordia cives
Distraxit, Sceptro conciliare queat;
Et quod districtum propria est in viscera ferrum,
Sentiat hoc summo jure petendus Iber.
Annuat his votis coelum, & communibus armis
Anglorum & Batavûm palleat Hesperia. |
|
1. Haer Majesteyt van Engelandt
2. Haer Majesteyt van Bohemen
3. Zijn Hoogheyt den Prince van Orange
4. Prins Willem van Orange / de Princesse Royale
5. De Hoogh Mogende Heere Staten
6. De Pinck staende op rollen om haer Majest. aen Boort te brengen
7. Strange
8. De L. Admirael met noch 6 Schepen
9. Orange Vaendel
10. Blaeuwe Vaendel
11. Orange-Blange-Blue Vaendel
12. Witte Vaendel
13. Schevellinghe
14. Vier-en-veertigh Metale Sucken
15. Ammunitij-wagens
16. De Karosse van de Hoogh Mog. Staten, sijn Hooghyet, etc.
17. De Pincke daer mede hare Majesteyts Luijte aen Boort wordt gevoert.
18. De Vierboet |
|
Balthasar Florisz
van Berckenrode (1591-1645) |
Balthasar Florisz van Berckenrode
was tekenaar, landmeter, graveur en uitgever. Hij was een leerling en medewerker
van zijn vader Floris Balthasars. Hij was werkzaam vanaf 1609. Hij noemde zich 'gezworen
landmeter', maar een admissiedatum van hem is niet bekend. Zijn broers Frans en Cornelis
assisteerden hem tot respectievelijk 1621 en 1630. In 1631 kwam de graveur P.H. Schut
bij hem inwonen en in de leer. |
|
Bronnen: |
Het vertrek van
de Engelse koningin Henrietta Maria vanuit Scheveningen naar Engeland, 29 januari
1643 |
Balthasar Florisz van Berckenrode op
Wikipedia |
|
|
|