Terug naar Startpagina
 
Vlucht uit Engeland
1642 Maria Henriette
1644 Henrietta Maria
1646 Charles II
1646 Henrietta Anna
1648 James II
1648 Charles II
1649 Charles I onthoofd
1649 Charles II
1650 Overlijden Elizabeth
1651 Charles II
1653 Henry
Verblijf op vasteland
Parijs 1651-1654
Keulen 1654-1656
Brugge 1656-1658
Brussel 1658-1660
Terugkeer naar Engeland 1660
1660 Vertrek uit Breda
1660 Moerdijk - Dordrecht
1660 Rotterdam
1660 Delft
1660 Den Haag
Vertrek van Scheveningen
1660 Scheveningen
Pieter van Abeele
Anoniem
Cornelis Beelt
Jan de Bisschop
Pieter Bout
Johannes Lingelbach
Hendrick de Meijer
Pieter Schut
Willem van de Velde de Jonge
Adriaen van der Venne
Boeken
Over Stuarts
 
Ballingschap Oranjes
De Franse Invasie
Vlucht 18 januari 1795
Vlucht Prinses
Vlucht Prins Willem V
Pink 'Johanna Hoogenraad'
Terugkeer Oranje in 1813
30 november 1813
Herdenking in 2013
Vertrek en aankomst Oranjes en Stuarts op Scheveningen
Vertrek Willem II, 1641
Vertrek Henrietta Maria, 1643
Vertrek Charles II, 1660
Aankomst Willem III, 1691
400 jaar Strandschilders
op Scheveningen
1600-1700
1700-1800
1800-1900 A t/m L
1800-1900 M t/m Z
1900-2000 A t/m L
1900-2000 M t/m Z
2000-heden
Muurschilderingen
Scheveningen op keramiek 1
Scheveningen op keramiek 2
Herdenkingspenningen
Panorama's Scheveningen
Algemeen
Scheveningen toen en nu
Huifkarren op Scheveningen
Zeeslagen bij Scheveningen
Het kanon van Scheveningen
Waarzegster op Scheveningen
Boeken over Scheveningen
Links
Over de Website
Contact
   

De ballingschap van Charles II in Brussel en Brugge 1656-1658
 
Na zijn vertrek uit Keulen in maart 1656 reisde Charles II naar Brussel en onderhandelde met de Spanjaarden over de vorming van een Royalistisch leger onder Spaans bevel.

22 april 1656 trok Charles zich terug in Brugge met zijn gevolg van 175 personen. Hij was graag in Brussel gebleven, maar de Spaanse ministers stonden dat niet toe. Charles moest incognito in Brugge zijn, waar hij werd ontvangen in het huis van de Ierse Lord Tara. Door de erfenis van een klein landgoed van zijn Vlaamse moeder kon de Burggraaf Tara gastvrijheid verlenen aan de behoeftige soeverein. Hoewel het gevolg van de Charles klein was, bleek het huis te klein voor iedereen.
Ormonde, O'Neil, Rochester en Bennet, zochten een halve mijl verder een verblijf. Armorer moest met de paarden naar een dure herberg. Het huis was niet alleen te klein, maar ook onveilig. Het gerucht ging dat Cromwell aan vijf personen grote sommen geld had beloofd voor de moord op Charles. In Brugge werd een ongemeubileerd huis gevonden. Het inrichten van het huis werd vertraagd door de Jaarmarkt in Brugge. Zijn bed, meubels, koffers met kleren en boeken en zijn zilveren huisraad moesten nog in Keulen blijven.
De toelage voor Henry, die zijn zuster Maria Henriette had toegezegd was 4 maanden niet uitbetaald, waardoor het huishouden in Keulen financiële problemen had. Uiteindelijk werden die opgelost en reisde Henry naar Charles in Brugge.
Charles hoopte op het jaargeld uit Frankrijk, maar na enige tijd bleek dat de betaling was stopgezet vanwege de onderhandelingen van Charles met Spanje. In juli 1656 kwam het bekrachtigde verdrag terug uit Spanje met de toezegging van een toelage van 6000 gulden per maand voor Charles en 3000 gulden per maand voor Henry. Na 3 maanden in Vlaanderen waren de schulden van Charles in Keulen nog steeds niet afgelost. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).
Rechts: Charles in Ballingschap. (Bron: Thestuartkings.tumblr.com). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
De ontvangst van Karel II in het Sint-Jorisgilde te Brugge, door Eugène Charles Legendre (1827-1900, (Coll. Groeningemuseum Brugge). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
Zoals alle Vlaamse steden kende Brugge een aantal bloeiende gilden: de Voetboog met St. Joris als patroonheilige, de Handboog met St. Sebastiaan, de Kolveniers (busschieters) met de Heilige Barbara en ten slotte de Schermers. De koning bezocht al deze gilden behalve de Schermers-gilde omdat in Engeland het schermen als een onedele sport werd beschouwd.
De schoonzoon van de burgemeester van Brugge, Marc Albert Arrazola de Oñate (1612-1674), introduceerde de Engelse prinsen bij de schuttersgilden en enkele weken na hun aankomst te Brugge waren ze reeds lid geworden. Het lijkt dat hun voorkeur uitging naar het handboogschieten, waarmee ze in Engeland trouwens meer vertrouwd waren. De Sint-Sebastiaansgilde liet ten hunne attentie trouwens kortere doelen installeren. Het is ook aan de Sint-Sebastiaansgilde dat de stad vraagt om de wacht op te trekken bij het Huis met de Zeven Torentjes, waar de Engelse koning resideerde.
In juni 1656 bezochten Charles en Henry de festivals van twee Boogschutters verenigingen, waar ze vriendelijk werden ontvangen. Charles dwaalde enkele maanden door Brugge. In dezelfde maand werd de kern van het leger van de Royalisten gevormd door de komst van kapitein Godfrey Lloyd en 6 Ierse cavaleristen, deserteurs uit het Franse leger van Turenne. (Bron tekst: Tento.be)
De ontvangst van Charles II en zijn broers in de Schuttershof door Jan Baptiste Van Meunincxhove. (Coll. Groeningemuseum Brugge). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
Op 2 oktober 1656 was hij, samen met zijn broers, te gast bij de Kolveniers waar de hertog van York de vogel afschoot (evenals aartshertogin Isabella te Brussel !) en daardoor koning werd. De vreugde bij de gildebroeders en bij de bevolking was, natuurlijk, zeer groot. Een tijdsbewijs én van de populariteit van de papegaaischieting van de gilden én van het belang dat hieraan werd gehecht in het bestek van het dagelijks stedelijk leven, vinden wij terug in een berijmde beschrijving -96 hexameters lang - door de Brugse rederijker Ingelbrecht Cockuyt:
'alwaer den vorst van Jorck den vogel gaf een draeij / met synen tweeden schoot ten aensien van hun allen / dat hy hem door 't gheweld in splenders dede vallen. / Daer juygde gansch het hof, daer riep men uytter borst: / Langh leve met gheluck ons coningh desen vorst.' (Bron tekst: Tento.be)
Het Brugse Sint-Barbaragilde biedt aan de Engelse koning Karel II en zijn beide broers een banket aan in de gildenkamer, door Jan Baptiste Van Meunincxhove. (Coll. Groeningemuseum Brugge). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
Het schilderij stelt het feestmaal voor dat de St. Barbaragilde de Koning aanbood. De drie gegroepeerde personen op de voorgrond links zijn zeer klein voorgesteld; de personen die de koning omgeven hebben steeds een abnormaal lang gestrekt been waardoor de blik onvermijdelijk verder de diepte in geleid wordt. Een eigenaardig anachronisme mag niet vergeten worden: in het schilderij van het feestmaal, ook geschilderd in 1617, hangt op de schoorsteenmantel te prijken dit tafereel van het bezoek van de vorst aan de St. Barbaragilde. (Bron tekst: Tento.be)
 
14 augustus gaf Don Juan orders aan de gouverneurs om alle schepen die in opdracht van Charles II voeren, te verwelkomen en te helpen: "omdat de bedoeling van Koning van Spanje is genegenheid te tonen voor de Koning van Groot Brittannië".
Deze verklaring liet Hyde in Brugge drukken en in Holland en elders verspreiden. Charles belangrijkste wens, een schuilplaats voor zijn schepen, was in vervulling gegaan. Nu moest gezorgd worden voor de verwelkoming van zijn troepen in Vlaanderen. Dat bleek nog moeilijker te zijn. Ze kwamen tot overeenstemming om vier regimenten op te richten, die samen met het Spaanse leger zouden optrekken tot Charles ze nodig zou hebben.

Ze moesten de Ierse soldaten overhalen uit het Franse leger te vertrekken. De aanwezigheid van de Ierse Marquis Ormonde was daarvoor een uitstekende gelegenheid. Toen het garnizoen van Condé op 18 augustus moest capituleren werd twee Ierse kolonels verteld dat Koning Charles II ze nodig had met alle soldaten. Maar de Ierse kolonels wilden zich niet aansluiten bij het Spaanse leger zonder eerst het Franse leger te hebben verlaten met een ontslagpas van kardinaal Mazarin. Deze houding werd door de Spanjaarden op prijs gesteld. Mazarin was bereid iedere Ierse soldaat een ontslagpas te geven om dienst te nemen in het leger van Charles II, maar Ormonde was, volgens Mazarin, aan het werven voor het Spaanse leger.
Kolonel MacCarty vroeg een pas voor hemzelf en ging naar Brussel, terwijl kleine groepjes soldaten en officieren hem volgden, tot bijna 800 goedbewapende manschappen zich bij hem voegden. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).
Portret van Karel II, koning van Engeland, staand gekleed in harnas voor draperie en landschap. In ondermarge Latijns vers in boekdruk. (Coll. Rijksmuseum, Amsterdam), prentmaker: Cornelis van Dalen naar schilderij van: Pieter Nason. (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
Charles wilde dat James zo snel mogelijk naar Brugge zou komen, maar het aangekondigd bezoek van zijn zus Maria uit Holland was een excuus voor hem langer in Parijs te blijven.
17 januari 1656 vertrok de Prinses van Oranje, Maria Henrietta vanuit Holland naar Parijs met Anna Hyde als een van haar hofdames.
In Parijs werd Maria vriendelijk en hoffelijk ontvangen. Zij bleef bijna 1 jaar in Parijs tot groot verdriet van Charles II, die de ontvangst zag als een bewijs om hem te beschadigen. Zijn verbittering werd versterkt toen in Cromwell in de herfst een ambassadeur naar Parijs stuurde en 3000 manschappen naar Vlaanderen. Charles eiste dat James naar Brugge zou komen en uiteindelijk gehoorzaamde James.

Nadat hij zijn schulden in Frankrijk had betaald vertrok James 10/20 september 1656 uit Compiegne naar Brugge. De eerste nacht logeerde hij in Verneuil en de volgende in Clermont. Vandaar reisde hij via Abbeville, Montreuil sur Mer, Boulogne en Calais naar Gravelines, waar hij Spaans grondgebied bereikte. Ormonde wachtte hem daar op en vandaar gingen ze naar Duinkerken en 28 september naar Brugge. Onderweg kwamen Charles en Henry hen bij Furnes tegemoet. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).

Links: Portret van Mary, Princess Royal (1631-1660), by Adriaen Hanneman, 1656 (Bron: Oxforddnb.com).
 
In augustus 1656 had Ormonde de belofte uit de Spaanse ministers gewrongen van 9000 crowns voor Charles en 1000 crowns voor James en de secretaris van Charles, Hyde, ging op 28 augustus naar Brusssel om het geld op te halen.
Toen ze het geld hadden gekregen was de vraag hoe een vat vol geld vervoerd moest worden. Hyde bracht het geld naar Charles en spoorde hem aan in ieder geval een deel van zijn schulden in Keulen af te lossen. Maar de aansporing was aan dovemansoren gericht. Charles gaf niet alleen zijn eigen toelage uit, maart ook dat van James, dat Charles nodig vond 'te lenen'. Een excuus was dat Charles druk was met een poging voorzieningen te treffen voor de manschappen, die zich dagelijks onder zijn vaandel meldden.
Vanaf de eerste dag in Brugge wilde hij een onafhankelijk leger werven in de Lage Landen. Zijn werving was begonnen met de komst van de 6, tamelijk onwelkome Ierse cavaleristen, die uit Frankrijk kwamen.
Omdat Charles verzekerd was van huisvesting voor 4 regimenten, wilde hij een Engels, een Schots en 2 Ierse regimenten samenstellen van elk 1000 manschappen.
Het commando zou gaan naar Rochester, Middleton, Ormonde en zijn jongste broer Henry van Gloucester. Het commando van de 15-jarige Henry zou in werkelijkheid door Taafe worden gevoerd.
Charles betaalde zijn manschappen onregelmatig en te weinig. Armoede veroorzaakte wanorde en desertie. Zeeland zat vol met soldaten en een diefstal uit een kerk in Brugge dreigde de relatie tussen Charles en de burgers te verstoren.

Rechts: Portret van Charles II, in wapenuitrusting en een staf in zijn rechterhand. Door een volgeling van Pieter Nason (1612-1690). (Coll. Christies.com). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
 
De familierelatie van de Stuarts stond onder druk. Zelfs zijn toegewijde zus Maria, Prinses van Oranje, had de kant van zijn moeder gekozen. James kreeg nu de genegenheid die zij eerder voor Charles had.
James en Charles hadden geen goede verstandhouding. Net als zijn zus behoorde hij tot het kamp van zijn moeder Koningin Henrietta Maria.
Kardinaal Mazarin en Cromwell waren op de hoogte van de controverse. Cromwell probeerde de Stuarts verdeeld te houden.
Charles wilde John Berkeley, een bediende van James van het hof verwijderen. James koos heftig partij voor zijn bediende, waarbij hij vurig werd gesteund door zijn zus, Maria Henrietta. De gemoederen werden zo heftig, dat James besloot te vluchten. Hij deed net of hij accoord ging met het vertrek van John Berkeley, maar vroeg hem in Vlissingen te wachten.
Begin januari 1657 stond James heel vroeg op, wekte zijn broer Henry en vroeg hem op te staan en met hem op jacht te gaan.
James bracht nog een bezoek aan Maria, maar ging, zonder haar van zijn plannen op de hoogte te stellen, op weg.
In Sluis zei James tegen Henry, dat hij iemand voor zaken uit Engeland zou ontmoeten en liet Henry achter om te jagen in het moeras. Indien James niet binnen twee uur terug zou zijn, moest Henry naar Brugge terug gaan.
James ging verder naar Vlissingen, waar hij Berkeley ontmoette en samen gingen ze naar Middelburg, maar de strenge vorst blokkeerde de route naar Utrecht. De vluchtelingen weken uit naar Veere en vonden een Frans schip in de haven. In verband met het gevaar door een Engels oorlogsschip te worden opgebracht, gingen ze met een boerenwagen naar Bommene ook wel Bommenede en vandaar met een boot naar Hellevoetsluis en tenslotte naar Utrecht, waar James besloot op een brief van Charles te wachten. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).

Rechts: Bommenede, Zacharias Roman (1595 - ca.1675) Cartograaf en uitgever. (Bron: Geheugenvannederland.nl). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
 
In Utrecht bood Baron van Zuylenstein, die met een Engelse Killegrew was getrouwd en een onwettige zoon van prins Frederik Hendrik, Prins van Oranje was, hem gastvrijheid.
James bleef een week in het landhuis van Van Zuylestein, maar hij begon spijt te krijgen van zijn haastige actie en 8 januari schreef hij een semi-verontschuldiging aan zijn broer.

Links: Landhuis Zuylestein van Frederik van Nassau-Zuylestein in de buurt van Leersum. Ets van Daniel Stoopendaal. (Bron: Forumrarebooks.com). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)

Charles dacht aanvankelijk, dat James naar Frankrijk was uitgeweken en in een eerste opwelling beschuldigde hij zijn zuster van medeplichtigheid. Maria Henrietta weerlegde de beschuldigingen met grote verbolgenheid en wilde zo snel mogelijk terug naar Holland.
Na het vertrek van James uit Brugge had Charles onmiddellijk Ormonde naar Zeeland gestuurd. Om die reis te kunnen bekostigen moest Charles zijn eigen medaille van St. George verpanden.
7 januari kwam Ormonde terug met de mededeling , dat James al in Holland was. Daarop werd Blague naar Keulen gestuurd om James daar op te vangen, omdat Charles dacht dat hij via die route naar Frankrijk zou gaan. Dat bleek niet het geval te zijn. Ook de Spanjaarden probeerden James over te halen terug te keren naar Brugge. James was bereid halfweg te komen en reisde naar Breda en 28 januari stuurde hij een uitgebreide verklaring naar Charles waarin hij zijn grieven op een rijtje zetten. Charles aanvaardde alle voorwaarden van James, die daarna terugkwam in Brugge. Maar de familierelatie van de Stuarts bleef gespannen.

26 februari 1657 vertrok Maria Henrietta naar Holland, waar ze voor het eerst in haar leven blij was naar toe te gaan.
Haar broers begeleidden haar tot Sluis en haar reis was niet zonder avonturen, die gevaarlijk werden door de vriendelijke bedoelingen van de garnizoenen die ze voorbijkwamen.
Toen ze in Damme uit de boot stapten gaf het garnizoen als welkom een salvo. De schildwacht, die kreupel was, schoot zijn musket af, die geladen was met veel kleine kogeltjes, waarvan een of twee verder in het lichaam van Jack Forbes drong, dan gerieflijk was en een in zijn arm en een in zijn been. En mr. Cooper kreeg een kogeltje in zijn hand en een andere in zijn been.
In Sluis werd een soldaat op het bolwerk van het kasteel door het hoofd geschoten, een ander in zijn nek en een derde werd gewond.
Charles durfde niet verder dan Sluis mee te gaan en ging terug naar Brugge. James en Henry gingen mee naar Breda en bleven daar overnachtten. 28 februari reisden ze terug naar Brugge. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).
 
Na de overgave van de vestingstad Saint Ghislain door het overlopen van de Ierse troepen, die in dienst van de Fransen waren, naar het leger van Charles keerde het tij. Er was weer zicht op geld van de Spanjaarden.
11 april vertrok Charles uit Brugge voor een bezoek aan Brussel. Onderweg werd hij in Gent uitgenodigd voor een lichte lunch in het klooster van Gent. Mogelijk het klooster van de Dominicanen aan de Leie)
In Aalst dineerde Charles en hij werd door een garnizoen verder geleid naar Brussel.
Charles had gesprekken met de Spaanse gezagsdragers Don Juan en Don Alonso.
Charles en zijn broers werden uitgenodigd voor een bal, waar James en Henry dansten en Charles de aanwezigen voor zich won, door zijn grote charme.
De dood van de Duitse Keizer Ferdinand III op 2 april 1657, maakte een eind aan het plezier.
Niet alleen het vermaak was voorbij, ook de hoop van Charles op financiële bijdragen van het keizerrijk werd de grond in geboord. De verkiezing van een nieuwe keizer zou de Duitse prinsen voorlopig bezighouden. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).

Rechts: Perspectieftekening van de kloostergebouwen van Het Pand, de Sint-Michielskerk en de rivier de Leie uit de 17e eeuw. Klooster van de Dominicanen. (Coll. Universiteitsarchief, Gent). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
 
In juni 1657 was Charles armer dan hij ooit was geweest. Hij verbleef in Brussel en wilde terug naar Brugge, maar hij had geen geld om de terugreis te betalen. Zijn secretaris Hyde liet uit Brugge weten, dat enkele bedienden van honger zouden sterven en veel in de gevangenis zouden belanden als er geen geld zou komen.
In juli werd als een wonder 1000 gulden bezorgd, waarmee enkele schulden konden worden afgelost. Maar het was een druppel op een gloeiende plaat.
De enige ondersteuning kwam van de burgemeester van Brugge, Vincent Stochove en zijn schoonzoon Marc Albert Arrazola de Oñate (Mark Ognate), die een Engelse moeder had. Zonder de steun van Mark Ognate zou verblijf in Brugge niet mogelijk zijn geweest voor de bannelingen en ze hoopten dat Stochove herkozen zou worden.
In oktober 1657 ging Charles weer terug naar Brugge. Charles wilde geld lenen van de rijke zakenman John Webster in Amsterdam. Charles, zijn broers en zus zouden garant staan. De lening zou worden terugbetaald door wie er ook op de Engelse troon zou komen. Maar dit bleek niet voldoende garantie te zijn. Daarop schreef Charles een brief aan zijn zus Maria met het verzoek een juweel te sturen, dat hij voor 1500 pond sterling zou kunnen verpanden. Ondanks haar eigen armoede en gekrenkte trots voldeed Maria aan het verzoek van Charles.
Intussen vorderden de voorbereidingen voor een invasie in Engeland, die eind februari 1658 moest plaatsvinden. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).

Links: Portret van Sir John Webster, heer van Cattenbrouck. Prentmaker: Theodor Matham. (Coll. Rijksmuseum, Amsterdam). (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
 
Na haar terugkeer uit Frankrijk in december 1657 was de verstandhouding tussen Charles en zijn zus Maria Henrietta, verslechterd. Maria had partij gekozen voor haar moeder en James was nu haar favoriete broer.
14 januari was James samen met Harry Jermyn naar zijn zus in Breda gegaan. Al snel deden geruchten de ronde over Maria en Harry Jermyn.
Woedend riep Charles de mogelijke geliefde van Maria, Jermyn terug naar Brugge.
Na een bittere briefwisseling tussen Charles en Maria, verzocht Charles, Maria en haar broers onmiddellijk naar Brugge te komen.
In februari 1658 gingen ze op weg naar Charles, waar James en Henry in Antwerpen tot Ridder van de Kouseband werden benoemd.
Charles had niet veel te bieden, maar kwam tegemoet aan de behoefte aan titels en eretekens.
Na de ceremonie werd een bal gegeven, waar gedichten werden voorgelezen en urenlang werd gedanst, gegeten en gedronken.
Henry Wilmot Rochester, 1ste Graaf van Rochester, die Charles tijdens zijn ontsnappingstocht in 1651, had beschermd, stierf op 19 februari 1658 in Gent.
Zijn overlijden stemde het hof van Charles, verdrietig. Maar Charles was er de man niet naar lang te rouwen. Voordat zijn vriend was begraven, ging Charles naar een groot bal en banket in het huis van Hannibal Seestadt.
De volgende ochtend, 4 maart 1658, vertrok Maria weer naar Breda. Hoewel het land heel gevaarlijk was, begeleidden de drie broers haar met een escorte van slechts 20 personen tot Wuustwezel, waarna Charles terugkeerde naar Antwerpen. De twee andere gingen mee naar Breda, waar Henry definitief zou blijven. James zou na twee dagen terugkeren, maar een verschrikkelijke kiespijn door een ontstoken kies, die moest worden getrokken, hield hem tot 8 maart in Breda. Op die dag zou Charles vanuit Antwerpen naar Brussel gaan. Charles en Maria hadden een stormachtig gesprek gehad en waren verbitterd uit elkaar gegaan. (Bron tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva Scott).

Links: Afbeelding Prinsers Maria Henrietta (1631 - 1660). Oudste dochter van Charles I, Prinses van Oranje, door Adriaen Hanneman. (Coll. National Galeries Schotland, Edinburgh) (Klik voor een groter formaat op de afbeelding)
 
Bronnen:
Charles in Ballingschap
De ontvangst van Karel II in het Sint-Jorisgilde te Brugge
De ontvangst van Charles II en zijn broers in de Schuttershof
Het Brugse Sint-Barbaragilde
Portret van Karel II, koning van Engeland
Mary, Princess Royal
Portret van Charles II
Bommenede, Zacharias Roman
Landhuis Zuylestein
Perspectieftekening van de kloostergebouwen van Het Pand
Portret van Sir John Webster, heer van Cattenbrouck
Prinses Maria Henrietta